zaterdag 25 oktober 2008

Houtsnede II






Initiaalletters zijn meestal in houtsnede uitgevoerd en voorzover ze van ander materiaal zijn gemaakt afgietsels. De Vesalius van 1543 is een van de weinige boeken met speciaal ontworpen intitialen.

Litho






De litho's van dit boek - vier dikke delen gevuld met al het fruit dat in Frankrijk te vinden was in het begin van de negentiende eeuw - zijn van onvoorstelbare kwaliteit. Gedrukt in kleur, daarna met de hand bijgewerkt. De kleuren zijn incidenteel met de hand toegevoegd of bewerkt. Bijzonder is de glans. Tegenwoordig gebruikt men daar 'spotlak' voor: een transparant glanzend laagje dat over delen van afbeeldingen wordt gedrukt. In de negentiende eeuw was het handwerk.

donderdag 23 oktober 2008

Litho's: Handgekleurd in serie





Lithografie: De Pomologia Batava verscheen in 1838. In alle catalogi (ook van antikwaren) staat dit boek als kleurenlitho te boek. Maar het is handgekleurd. In de inleiding beschrijft de auteur hoe de afbeeldingen zijn gemaakt: het zijn litho's in lichtgrijs die volgens zijn aanwijzingen met de hand zijn ingekleurd. Nu de oplage nog achterhalen!

zondag 19 oktober 2008

Staalgravure I


Aquatint



Vernis mou



Diepdruk: vernis mou of zachte vernis. Op een gepolijste koperplaat wordt een zachte vernislaag aangebracht die zacht blijft. De tekening wordt aangebracht op een vel papier dat op de waslaag wordt gelegd. Dat gebeurt meestal met potlood en dat levert, na het uitbijten in een zuurbad , een afdruk als deze op.

Gravure



Diepdruk: gravure. De gravure werd in het begin van de zestiende eeuw uitgevonden. Met een scherp en spits driekantig mes wordt de afbeelding in de gepolijste koperplaat gestoken. De plaat ligt op een kussentje dat kan draaien en kantelen. De graveur beweegt het mes en de plaat. Het is een klus die kracht en een vaste had vereist - in tegenstelling tot het etsen dat meer op tekenen lijkt. Van gravures kon een veel groter aantal afdrukken worden gemaakt dan van etsen.

Graveurs waren specialisten. Maar zelden graveerden de kunstenaars zelf de voorstelling. Dat veranderde toen de ets meer werd gebruikt voor illustraties. In het museum Plantijn-Moretus worden de gegraveerde platen bewaard samen met de ontwerptekeningen van Rubens.

Gravures zijn te herkennen aan de rechte lijnen en de puntige uiteinden ervan. Gravure, ets en droge naald worden overigens op een en dezelfde plaat aangetroffen.

zaterdag 18 oktober 2008

Houtgravure II


Houtgravure I




Hoogdruk: houtgravure. De houtgravure was een van de populairste illustratietechnieken van de negentiende eeuw. De kopse kant van hard hout, zoals Buxus, werd net als kopergravures bewerkt met de burijn. In de negentiende eeuw gebeurde dat in grote ateliers door gespecialiseerde vaklieden.
Houtgravures werden veel toegepast als illustraties in kranten en dergelijke. De grootmeester van de techniek is de bekende kunstenaar/illustrator Gustave Doré.
De Engelse graficus Thomas Bewick (1753-1828) geldt als de uitvinder van de techniek. Waarschijnlijk werd hij echter al eeuwen eerder toegepast voor het vervaardigen van de bekende sierinitialen en ornamenten die in alle zestiende- en zeventiende-eeuwse boeken werden gebruikt.

Lithografie I





Vanaf het eerste kwart van de negentiende eeuw wordt de lithografie de meest toegepaste wijze van illustreren.

Ets





Diepdruk: ets. De koperplaat wordt gepolijst en vervolgens met een waslaag ingesmeerd. Deze kan met roet zijn vermengd of met een laagje roet worden bedekt. Daarna wordt met een etsnaald de voorstelling in de waslaag gekrast. Het koper ligt dan bloot en als de plaat in een zuurbad wordt ondergedompeld worden de lijnen uitgebeten.
Tot in de zeventiende eeuw werd een zachte etsgrond gebruikt en dat leverde ondiepe lijnen op. Een hardere laag maakte het mogelijk om het zuur diepere te laten inbijten zonder dat de lijnen breder werden. Dergelijke etsplaten konden veel vaker worden afgedrukt. Romeyn de Hooghe - van wie we hier wat details zien - geldt als een pionier van deze techniek.
Etsen is veel eenvoudiger dan graveren en het is dus geen wonder dat de nieuwe etstechniek veelvuldig werd toegepast.
Etsen zijn te onderscheiden van gravures door naar de lijnen te kijken en dan met name naar de uiteinden ervan. De etslijnen zijn minder strak en eindigen rond.

Houtsnede



Hoogdruk: houtsnede. Met beitels en mesjes wordt wat wit moet blijven weggesneden op het langshout (in de groeirichting verzaagd houtblok). De houtblokken werden in de handpersperiode samen met het zetsel afgedrukt op de handpers.
De houtblokken waren gevoelig voor vocht, barsten en houtworm maar gingen lang mee.

Mezzotint

modern wiegijzer





Diepdruk: mezzotint of zwarte kunst. Rond 1650 werd een nieuwe techniek uitgevonden. Met een 'wiegijzer' werd een koperplaat bewerkt. Het wiegijzer laat kleine putjes in de koperplaat achter waar de inkt in blijft hangen. Om de voorstelling aan te brengen worden delen die lichter moeten worden gladder gemaakt met een schraapijzer - daar houdt de inkt dan minder. Door delen meer of minder te polijsten worden de kleurverschillen bereikt.
De afbeelding wordt levensechter door de halftonen.